zondag 23 november 2008

Mondelinge examens

Mondelinge examens. Ze moesten ze afschaffen. De bibber in je stem is moordend voor je zelfvertrouwen, de gezichtsuitdrukking van je prof spreekt boekdelen en het enige waar je nog aan kan denken is “Denk na. Denk godverdomme na.” Maar waarover je nu weer moest nadenken, is je volledig ontschoten.

Je stapt het kantoor binnen. Je “Dag professor” klinkt alsof je in geen weken je stem nog gebruikt hebt (wat ook wel het geval is) en je niet meer goed weet hoe je het volume en de toonhoogte moet regelen. Je gaat zitten. Als je geluk hebt, doe je dat op de voorbehouden stoel en niet op die van de assistent(e) van de prof. Als je pech hebt, word je op slag nog zenuwachtiger. En dan komt het, het moment van de waarheid. Je mag je vragen trekken. Je bezegelt je eigen lot. Je tekent voor je eigen roem of ondergang. Je handen trillen. Je neemt een kaartje bij de hoek vast en probeert het tussen de andere uit te trekken zonder de hele hoop uit Zijne Alwetendheids handen te trekken. Je draait het om en je ogen beginnen koortsachtig naar woorden, letters, begrippen te zoeken. Het duurt even voor je door hebt wat je vragen zijn. En nog iets later besef je dat je het antwoord op één van de vragen niet weet. En plots is alles weg. Volledige leegte. Een wit vlak, een vacuüm. Alles wat je de voorbije dagen met alle geweld in je hoofd hebt geramd, is weg. Geen inhoudstafel meer, geen opvulling. Je maag trekt samen en je komt in ademnood. Je voelt je hart in je keel kloppen en kan niet meer slikken. Je tong voelt aan als een lap leer en het zweet breekt je langs alle kanten uit. En plots herinner je je iets. En nog iets. Je begint weer te ademen en begint aan je voorbereiding.

“Doe maar, juffrouw.” De voorbereidingstijd is om. Je moet jezelf bewijzen. De klus klaren. De uitdaging aangaan. En dat terwijl je het antwoord op die ene vraag nog altijd niet helemaal weet. Shit! Je eerste vraag verloopt redelijk goed. Hij knikt althans. Over het antwoord op zijn bijvraag moet je even nadenken, maar je weet het uiteindelijk wel. Goed zo. Op naar de tweede. Met brede handgebaren en een algemene toelichting van de leerstof probeer je te verbergen dat je het eigenlijke antwoord schuldig moet blijven. Je gebruikt termen waarvan je je herinnert dat ze in de cursus voorkwamen, maar niet precies meer wat ze betekenden. En dan ben je uitgeluld. Je hebt alle randinformatie gegeven die wel een aanleiding tot het antwoord is, maar niet het antwoord zelf en bent volledig uitgepraat over het onderwerp. “En dus?” Shit. Hij heeft je door. Je handen beginnen te zweten. Je begint krampachtig te herformuleren wat je net gezegd hebt, in de hoop dat je nog iets te binnen zal schieten. Maar het mag niet baten. “Allemaal goed en wel, juffrouw, maar wat impliceert dat dan?” De tranen springen in je ogen. Dit kan gewoon niet waar zijn. Je probeert na te denken, maar je hersenen weigeren dienst. Je opent je mond, maar er komt niks uit. Je hoofd is leeg. Enkel het belachelijke liedje dat je van de inhoudstafel hebt gemaakt op de melodie van “De kabouterdans” kan je je herinneren. Je kan kiezen. Of begint te zingen om te bewijzen dat je wel degelijk weet waar de cursus over gaat, of je geeft forfait. Je steekt de witte vlag omhoog. Je geeft je gewonnen. Je kiest voor de meest eervolle oplossing. Je gaat je niet belachelijk maken. “Dat is alles wat ik erover weet.” Je probeert er nog verontschuldigend bij te glimlachen, maar zowel het feit dat je liefst zou beginnen grienen als een klein kind als de wetenschap dat hij zich die glimlach van jou zou kunnen herinneren omdat je hem telkens wanneer hij je in zijn les bestraffend aankeek wanneer je met je buurvrouw zat te praten gebruikt hebt, vegen hem van je gezicht. “Dat is dan spijtig.” Het enige wat je nog kan doen, is met opeen geknepen lippen knikken om te voorkomen dat je in zijn bijzijn begint te huilen, je biezen pakken en het lokaal uitlopen. Eenmaal buiten, beginnen op precies hetzelfde moment de tranen te lopen als het antwoord je te binnen schiet.

Geen opmerkingen: