maandag 27 april 2009

Positief denken (2)



Positieve gedachten over jezelf, ook al zijn ze niet realistisch, behoeden je ervoor dat je passief in een hoekje gaat zitten huilen. Te veel realisme maakt depressief. Wetenschappelijk bewezen.
(De Morgen, zaterdag 25 april)

Zo zie je maar!

donderdag 23 april 2009

Positief denken

Ik moest positief denken van de dokter. Dat zei hij. “Je moet positief denken, kind.” Ik had niks te willen.

Hij vond dat ik er soms zo’n negatieve gedachten op nahield. Zoals die keer dat ik hem ei zo na onderkotste omdat hij zijn houten palletje net iets te diep in mijn keel stak. Ik schaamde me dood en wilde me halfnaakt het kabinet uit haasten, hij haalde enkel zijn schouders op.

Het ging met vallen en opstaan.
“Positief denken kan je leren.”
“Hoe dan?”
“Denk het omgekeerde van je initiĆ«le gedachte.”
Makkelijk zat, dacht ik. Amper zes dagen later zat ik opnieuw voor zijn neus. Ontkennen dat het pijpenstelen regende, had geen zin gehad. De keelontsteking die ik tijdens mijn “zonnige dag” opgelopen had negeren, lukte evenmin.

Ik mocht niet in extremen vervallen. Dat was een moeilijke. De gulden middenweg is een smal paadje over steile rotsen, zo leerde ik. Ik ondervond het aan den lijve toen een oerlelijke vrouw straalde onder mijn regen aan complimenten, terwijl haar knappe vriendin me naarmate de tijd en het aantal lovende woorden vorderden steeds donkerder blikken toewierp en ten slotte met haar naaldhak op mijn teen ging staan.

Hoewel het veel tijd, moeite, zweet en tranen kost, had de dokter gelijk. Positief denken kan je leren. En je wordt er gelukkiger van ook. Iemand ei zo na onderkotsen is minder erg dan het daadwerkelijk doen. Als het regent blijf je best binnen wachten op de zonneschijn die ongetwijfeld komt. En de omlaag krullende mondhoeken van je geliefde wanneer zijn hand stoppels op je been ontdekt, duiden enkel op een onverwachte maar niet zozeer onaangename verrassing. Zo zie je maar.

woensdag 15 april 2009

Verbaasd

Eerst breekt je pijp, daarna je klomp, en dan breekt ten slotte het moment aan dat je nergens meer van opkijkt.
(Christophe Vekeman)

vrijdag 10 april 2009

De pop

Het is allemaal zo snel gegaan. Het ene moment was ik hot, het volgende volledig not.

Het begon nochtans veelbelovend: de wederhelft had een geduldige shopdag. Hij vond het niet irritant dat ik die ene vest zo’n vijf keer aan- en uitgetrokken heb, hem combineerde met verschillende bloesjes en minstens zeventien keer voorbij de spiegel gelopen ben (waarvan vier verschillende spiegels, om het effect van lichtinval op de stof te kunnen inschatten), om uiteindelijk te beslissen dat mijn schouders er te breed in uitkwamen. Goedgeluimd liep hij achter me aan de volgende winkel binnen, waar het ritueel zich herhaalde. Met een ander vestje, weliswaar. Toen ik me omdraaide om zijn mening te horen over de ruches op het bloesje dat ik in mijn handen hield (zou ik er niet uitzien als een eerste communicantje?), sloeg echter de bliksem in.

Het eerste wat me opviel, was dat hij meer dan de gebruikelijke anderhalve kledingwinkelmeter van me verwijderd was. Vervolgens viel mijn oog op wat hij aan het doen was. Mijn gezichtsveld werd helemaal zwart, om vervolgens spierwit weg te trekken. Net als mijn gezicht, waarschijnlijk. De pop waar hij voor stond, droeg een leren vest en poseerde met de handen op de heupen. Met zijn wijsvinger en duim mat hij de belachelijk kleine omtrek van haar pols. Zijn blik gleed goedkeurend over haar heupen. Heupen waar onmogelijk een kind doorheen kon, maar die desalniettemin veel beter oogden dan mijn overrijpe peerexemplaren.

Niet wetend wat gedaan, draaide ik me om en probeerde ik mijn weg te vervolgen alsof ik niets gezien had. Als het me tijdens mijn klunzige pirouette (mijn gezichtsveld was nog steeds niet helemaal helder) was opgevallen dat mijn handtas zich vasthaakte in een kledingsstuk, was ik daar waarschijnlijk in geslaagd. Helaas lieten de condities me niet toe zo opmerkzaam te zijn, en dus trok ik in mijn poging me zo snel mogelijk van het doembeeld te verwijderen het hele rek kleren met me mee. Temidden van een hoop kleren en tientallen nieuwsgierige blikken, sprongen het schaamrood op mijn wangen en de tranen in mijn ogen.

De wederhelft kwam lachend op me af en begon me te helpen. Eens de schade hersteld was, keek hij me lachend aan. In slow motion zag ik zijn hand mijn richting uitkomen, op weg naar mijn onderrug. Angstvallig sprong ik achteruit. Zo snel ik kon liep ik de winkel uit, weg van zijn beoordelende ogen, het vestje, de blouse met ruches en de trut van een perfect geschapen pop die mijn zelfvertrouwen aan diggelen geslagen had.