zaterdag 16 mei 2009

Kamperen

Het plan had onfeilbaar geleken: ik zou mijn batterijen opladen in de wijde natuur en als herboren naar huis terugkeren. Na amper vijf minuten bleek echter dat ik één detail over het hoofd had gezien: moeder natuur laat zich niet manipuleren.

De zon, die er in mijn fantasieën overvloedig aan te pas kwam, was ver te zoeken. In plaats daarvan sierden donkere, dreigende wolken de hemel. Een plensbui is een eufemisme voor het noodweer dat amper achthonderdvijfentwintig meter van het vertrekpunt losbrak. Gelukkig was ik op alles voorzien. Uitgedost als een levensgrote PMD-zak zette ik mijn weg verder. De uitroepen die ik onderweg oogstte, klasseerde ik als aanmoedigend.

Doornat en uitgeput kwam ik ’s avonds op het kampeerterrein aan. Eten en overnachten in de buitenlucht zouden vast een helend effect hebben. Effect hadden ze zeker, ware het niet helemaal zoals gewenst. Mijn tupperwaremaaltijd en plastic vork zonken in het niets bij de professionele vuurstellen en eetgerei van ervaren kampeerders en de grond – ofschoon deze zompig was geworden door de overvloedige regenval – voelde harder en kouder aan dan verwacht. De volgende morgen werd de tocht dan ook voortijdig afgeblazen, wegens lichamelijke en geestelijke oververmoeidheid.

Het was echter niet allemaal kommer en kwel; de wonderen der natuur werden me niet onthouden. Wat begon als een knellende schoen, eindigde in een blein met de afmetingen van een wijd uit elkaar gespatte vogelstront met wonderlijke kleurschakeringen. Ook leerde ik enkele waardevolle lessen over mezelf: PMD- zakken flatteren mijn figuur niet en de natuur intensief bewonderen is niet bevorderend voor mijn gemoedstoestand.

vrijdag 1 mei 2009

Karakter(loos)

Ik wilde me sterk houden. Tonen dat ik een vrouw met ballen ben. Vooral niet onderdoen voor mijn mannelijke metgezel en de horror overleven. Op het eerste zicht slaagde ik daar wonderwel in. Ik kreeg zelfs complimenten. Maar ik had beter moeten weten. Eens de nacht viel, verschrompelde ik tot een bevend, angstig wezentje.

Het is steeds hetzelfde liedje: ik wil me spiegelen aan anderen en algemeen aanvaarde stereotypen. Ik wil net zo knap, slim, belezen, zorgeloos, culinair aangelegd, op de hoogte van de nieuwste films, fotogeniek, perfect gelukkig, sociaal vaardig, slank, goedlachs en assertief zijn als de perso(o)n(en) in wiens gezelschap ik me bevind. Anderen lijken er moeiteloos in te slagen, ik heb er de grootste moeite mee. Zo lang ik kan probeer ik het vol te houden. Volkomen slagen in mijn opzet lukt echter nooit. Op het moment dat ik besef dat ik door de mand gevallen ben, zakken mijn schouders samen met mijn moraal als een lappenpop in elkaar en klap ik volledig dicht.

Deze keer wilde ik echter volhouden tot het bittere einde. En bitter was het zeker. Anderhalf uur, liters bloed en ettelijke angstaanvallen na de eerste verschrikkelijke minuten was ik in mijn opzet geslaagd. De pluim die ik kreeg (“Ik had nooit gedacht dat je dit zou aankunnen!”) wuifde ik met een glimlach weg. Geen probleem, toch!

Een probleem was het inderdaad niet geweest als ik er anderhalf uur lang in geslaagd was mijn zicht en gehoor van de buitenwereld af te sluiten. Jammer genoeg was dat niet gelukt, met enkele slapeloze, angstige nachten tot gevolg.

Een mens zou denken dat hij leert uit zijn fouten. Niets is echter minder waar. Volledig gelukkig zijn met wie ik ben, heb ik ondanks alles nog steeds niet geleerd. In afwachting probeer ik nog steeds te zijn wie anderen graag willen dat ik ben.