vrijdag 19 juni 2009

De notaris

Hoewel ik er voor onze ontmoeting geen idee van had hoe de doorsnee notaris eruit ziet, nam ik aan dat het exemplaar dat zich gezien zijn BMI tegelijk rechts van mij en pal voor mijn neus bevond voor het prototype kon doorgaan. Over zijn witte hemd met korte mouwen liep een afzichtelijke das met bordeauxrode, marineblauwe en spargroene strepen, de benen van zijn bril stonden zo wijd uit elkaar dat het leek alsof ze elk moment van het montuur konden springen en aan zijn pink prijkte een knoert van een zegelring die de bloedstroom naar de hoger gelegen kootjes volledig leek af te snijden. De immense bureaustoel waar hij zichzelf in gepropt had kraakte gevaarlijk onder zijn gewicht telkens wanneer hij een blad van het dossier omsloeg en een misnoegde zucht slaakte vanwege de administratieve rompslomp die hij tussen de letters ontwaarde.

Precies zoals hij met zijn hele uitstraling en gedrag wilde bereiken, was ik helemaal overdonderd en waagde ik het niet me te bewegen. Ook niet toen hij na tien minuten mompelend het dossier te hebben zitten voorlezen en zichzelf minstens evenveel keer foeterend op de Belgische wetgeving onderbroken te hebben amper in de helft zat en mijn linkerbeen pijn begon te doen. Het enige dat me ervan weerhield om te gaan verzitten, was het feit dat mijn anders zo ongegeneerde jongere broer met zijn rug stokstijf naast me zat en als gehypnotiseerd naar de vertoning keek.

Net toen ik begon te vrezen dat mijn linkerbeen blijvende schade zou oplopen als ik nog één minuut langer in dezelfde verkrampte houding zou blijven zitten, verbrak de jongste van de familie, een puberaal geval en de ouwe getrouwe in vervelende situaties, zijn eigen hypnose en daarmee ook de stilte door luidkeels te geeuwen. Opgelucht ging ik, en samen met mij de rest van de familie, zo zag ik, verzitten. De notaris keek verstoord op. Zijn drie kinnen trilden van verontwaardiging. Zijn jongere collega, die het afgelopen kwartier meermaals de mantel was uitgeveegd, kon zijn plezier duidelijk niet op.

De notaris trok zijn wenkbrauwen op en maakte een nerveuze beweging met zijn hoofd, met een choreografisch hoogstandje van de lichaamsvetten en huidlagen onder zijn kin tot gevolg, en vroeg of het hem misschien niet interesseerde, jongeman. Met getuite lippen en zijn herwonnen arrogantie knikte deze van wel, mijnheer. In zijn wiek geschoten rammelde de man het dossier in amper drie minuten zevenentwintig seconden verder af, sloeg ermee op het bureau en droeg ons op om het te ondertekenen. Nog voor de laatste letter goed en wel op papier stond, griste hij het onder onze neus weg en begeleidde ons trippelend naar de uitgang. Met een “Geen vragen meer, mevrouwtje, vertrouwt u er maar op” slaagde hij erin om ten slotte ook moeder naar buiten te werken.

Bij deze is het duidelijk dat iedereen voor een bepaald beroep gemaakt is. Heb je een voorliefde voor dure pakken, dan ga je de advocatuur in. Ben je op de koop toe onuitstaanbaar, dan word je notaris. Is je handschrift volstrekt onleesbaar, studeer je geneeskunde. Dikkerdjes worden kok, panlatten model, saaie pieten stappen in het bankwezen, moederlijke types worden verpleegster of kleuterbegeleidster, mensen met harde gelaatstrekken bouwen een carrière uit, zij met een lief gezicht gaan de sociale sector in. Ben je al het voorgaande, contacteer dan uw uitzendconsulente (een dikke, vriendelijke dame van middelbare leeftijd) of uw psycholoog (een magere, jonge vrouw of een grijzende man van boven de vijftig met een brilletje).