zaterdag 24 januari 2009

Verwondering

Je staat erbij en kijkt ernaar. Je ogen lijken de jouwe niet meer wanneer je niet langer over de kracht schijnt te beschikken om ze weg te draaien. En dat hoeft ook niet. Wat je ziet is niet alledaags, althans niet voor jou. Anderen zien het elke dag en reageren er nog nauwelijks op, jij ervaart het als een wonder. Je stokte. Ik zag je gezichtsuitdrukking veranderen en wist dat praten geen zin meer had. De betovering moet zichzelf verbreken.

Ik blijf staan en word zoals steeds meegetrokken in de kronkels van je verkenningstocht. Ertegen vechten heeft geen zin. Terwijl we samen de rivier afdalen, besef ik dat je eigenlijk nog een kind bent. En dat je dat eigenlijk altijd zal blijven. Maar dat stoort me niet. Je leert me keer op keer dat de wereld eigenlijk zoveel mooier is dan volwassenen denken dat hij is. Wat je in een bepaald opzicht volwassener maakt dan zij. Ze zullen het niet toegeven, maar wij twee weten het. We weten het wanneer ze onbegripvol reageren op je nieuwste ontdekking. Ik weet het wanneer ik je daar doodgelukkig zie staan. Je hebt iets nieuws ontdekt en proeft er met volle teugen van. Je wereld wordt weer iets mooier. Het is ook wel een knappe verschijning, zelfs op de plaats waar we ons fysiek bevinden terwijl jouw gedachten elders zijn. Maar zo zit jij niet in elkaar. Jij beschikt over de gave om op een geheel eigenzinnige wijze te oordelen over mooi en lelijk. Je prikt zò door opgelegde wereldbeelden heen, omdat jouw universum zo helemaal anders in elkaar zit dan het onze. Je laat je niet bedotten. Ook al denken de meeste mensen dat ze je alles kunnen wijsmaken. Het lukt hen zelden. Jij bestaat op jezelf. Hetgeen zij als domheid beschouwen, maakt deel uit van jouw wijsheid. Wat jou boeit, laat hen onverschillig. Met het ouder worden raken zij hun zin voor schoonheid kwijt, het jouwe vermenigvuldigt zich dagelijks. Gelukkig ben je er mettertijd in geslaagd mij te betrekken in jouw wondere wereld, ook al was ik een trage leerling. Ik zou niet weten wat er anders van mij geworden was. Naar alle waarschijnlijkheid zou ik zijn weggezakt in een bodemloze depressie, zoals de meeste anderen in mijn leefwereld.

Ik voel dat je aan mijn mouw trekt. Je hebt je roes doorbroken en haalt me uit de mijne. “Mooi.” De meeste domme volwassenen zouden het als een vraag zien, maar ik weet dat het een antwoord is op de ongestelde vraag die minuten lang tussen ons in hing.

Geen opmerkingen: