Wanneer ik wakker word, ligt mijn hoofd op Linda’s schouder en
drukt de riem van de babystoel in mijn lies. Panty Benny kijkt me nors aan door
de achteruitkijkspiegel. Hij heeft de panty nog niet lang geleden uitgedaan; de
afdruk van de elastiek is nog te zien in zijn nek. Vreemd genoeg komt het niet
in me op dat Linda en Benny misschien een koppel zijn. Dat zal pas later tot me
doordringen, wanneer hij zijn arm rond haar middel zal slaan en haar ‘mijn
meissie’ zal noemen. Op dit moment ben ik er nog van overtuigd dat hij me kwaad
aankijkt omdat ik Linda’s schouder een beetje ondergekwijld heb.
Ik vraag me af hoe lang ik hier gelegen heb. We zijn in
ieder geval een heel eind buiten de stad. We rijden over een trieste steenweg.
“Waar gaan we heen?” vraag ik richting achteruitkijkspiegel.
De bloemenkrans begint te trillen van verontwaardiging.
“Gaat je niet aan.” En dan, op dezelfde snauwende toon, “Linda,
blinddoek die malloot.”
Mijn buil begint te jeuken. Dit is geen leuke wending. Ik waande me een handlanger, maar blijk niet meer dan een ordinaire gegijzelde. Hoe lang zou het duren voor mijn vrouw beseft dat ik
vanavond niet thuiskom met de aardappelen?