![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEi1qh2we9sJpPVz37dDtnIUMb6BpVKPvdeWF8g83-hfuZvRiogLq09iId1PEKORojvwBe0dFfc7pvCEmwoZMp2bdocy7fa5_o-WSc-2P84f4Im6oGcaTY5aJ2_3Gbl1YM5vVM3dggv26Bk/s320/Badminton.jpg)
Ik had me voorgenomen om te gaan sporten. Een beetje beweging kan nooit kwaad, zeker niet als je dagelijks minstens 200 gram chocolade naar binnen speelt. Het was dus onmogelijk om het voorstel van enkele collega’s om te gaan badmintonnen nog langer onbeantwoord te laten.
Daar stond ik dan, met een zilverkleurige DKNY-sporttas in mijn hand, op van de zenuwen. Ik kan namelijk niet badmintonnen. Ik kan ook niet voetballen, basketballen, volleyballen, hockeyen, baseballen, tennissen of golfen, maar dat deed niet ter zake. Ik was hier om te badmintonnen. Dat ik een wandelend rampgebied ben met ballen van alle groottes en vormen, sticks, rackets en netten moest niet geweten zijn, maar dat ik niet overweg kan met een pluimpje en het voor mij fysiek onmogelijk is om binnen de lijnen van een veld te blijven zou ik niet lang kunnen verstoppen. Helaas hadden de collega’s mijn waarschuwing opgevat als een verplicht bescheidenheidsnummertje en mijn bezwaren al lachend weggewuifd. Ook achter die façade kon ik me dus niet verschuilen.
Eenmaal op het veld giechelde ik de eerste vijf keer dat ik het pluimpje faliekant miste verontschuldigend. Had ik niet op een sportterrein gestaan, men zou denken dat ik zwaar aangeschoten was. Was dat maar zo, dan hoefde ik elke vernederende misser niet te beleven tot in de punten van mijn tenen. Na de vijfde mislukking deed ik er wijselijk het zwijgen toe. Kwestie van de situatie niet nodeloos nog pijnlijker te maken dan ze al was. Gelukkig was het dubbelspel. Kon ik mijn compagnon het meeste werk laten doen.
Na een half uur begon echter ook dat op te vallen. Terwijl de andere drie nat in het zweet hijgend van het net naar de achterlijn liepen, zag ik er waarschijnlijk uit alsof ik aan een fotoshoot over sportscholen meedeed. Ik was zelfs nog niet begínnen zweten. Tijd om in actie te komen, dus. Voor ik het wist, liep ik molenwiekend van links naar rechts over het terrein. Want dat is nog zo iets: elegant sporten is niet aan mij besteed. Mijn gebrek aan ruimtelijk inzicht heeft daar alles mee te maken. Om een vliegend object te kunnen raken heb ik al mijn concentratie nodig. Aandacht die dus niet meer naar mijn gezichtsspieren kan gaan. Al sportend kan ik dan ook zonder probleem doorgaan voor een geestelijk gehandicapte. De manier waarop het object in kwestie raakt waar het zijn moet doet er evenmin toe. Ik ben allang doodgelukkig als het daar daadwerkelijk geraakt. In het geval van badminton betekent dat dat ik eruit zie als een op hol geslagen stoommachine; waar de meeste mensen vanuit de pols spelen, speel ik vanuit mijn ellebogen, schouders, heupen en knieën en waar de meeste mensen iets zwaarder ademen, hijg, puf en stoom ik.
Op het eind van het sportuurtje kon ik trots zeggen dat ik het pluimpje welgeteld 34 keer geraakt had, waarvan het 17 keer aan de andere kant van het net eindigde. Toch betwijfel ik of mijn persoonlijk record een tweede uitnodiging voor het wekelijkse sportmoment zal leiden. Niet dat het uitmaakt; ik vermijd liever dat de mensen waar ik dag in dag uit mee moet samenwerken denken dat ik geestelijk niet in orde ben.